Toekomst
woe 27 sep 2023
‘Denk jij ook wel eens na over de toekomst van de kerk?’ Een beetje spottend kijkt hij me aan. Zo’n kerkrentmeester waar geen gemeente zonder kan. Regelt organisten, zet koffie, schoffelt de tuin. Zelfs voor een jaarrekening deinst hij niet terug. Foutloos in FRIS.
Ik weet even zo gauw geen antwoord op zijn vraag, maar daar kom ik niet mee weg. ‘Je dacht toch zeker niet dat we dit nog lang vol houden? Ik ben de enige kerkrentmeester, er zijn nog twee diakenen en een voorzitter. Ja, en een notulist, maar die wil geen scriba zijn.’
Het is zo’n gemeente waarvan ik er veel ken. Ze zijn er in alle soorten en maten, maar ze hebben één ding gemeen: het piepen en kraken gaat langzamerhand over in steunen en kreunen. Ik heb wel eens uitgerekend dat als ik elke kerkenraad in Noord-Holland op sterkte wil krijgen, dan heb ik 500 ambtsdragers nodig. Dat zijn twaalf bussen vol. Ik heb er nul.
Bij bijna elk gemeentebezoek merk ik dat er achter die zorg ook verdriet schuilgaat. De banken buigen nu eenmaal niet meer onder het vrome vlees. Kinderen gaan niet meer naar de kerk, en kleinkinderen worden dus ook niet meer gedoopt. De onuitgesproken angst die daar vaak nog onder ligt is: het komt door ons, wij hebben het niet goed gedaan.
Laat ik duidelijk zijn: die gedachte klopt niet. Natuurlijk hadden dingen soms beter gekund. Maar ontkerkelijking speelt in alle kerken en in alle landen in de westerse wereld. Zonder uitzondering. En het is een veel te complex fenomeen om op één noemer te brengen.
Er zijn boekenkasten over vol geschreven. Individualisering speelt een rol, en onze propvolle levens ook. Informatisering, en niet te vergeten welvaart. Het evangelie verdraagt zich nu eenmaal slecht met rijkdom. Maar zelfs alle boekenkasten bij elkaar kunnen secularisatie niet verklaren. In ieder geval speelt er veel te veel om jezelf de schuld te geven.
‘Denk jij wel eens na over de toekomst van de kerk?’ Het eerlijke antwoord is, dat ik dat elk dag doe. En ook de hele dag. Maar net zo min als al die kerkenraden kan ik de kerk redden. Al loop ik drie keer zo hard en begin ik ook ’s nachts te denken, ík kan de kerk niet maken.
Twaalf bussen vol ambtsdragers komen er nooit meer, dus doe ik het enige wat ik kan. En dat is gemeenten helpen om samen te werken en lasten te delen. Want dan komt er weer ruimte voor inhoud en gaat niet alle energie op aan het hoofd boven water houden. Met die boodschap trekken wij als classis het komende seizoen door de hele provincie.
In zijn ogen zie ik dat mijn kerkrentmeester me begrijpt. Ideaal is het niet, maar ‘t wordt niet meer zoals het was. Daarover zijn we het eens. Samenwerken kan de kerk van nu helpen. Zo doen we wat we kunnen. En de rest vertrouwen we toe aan God. Zelfs de toekomst.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.