The Voice
don 27 jan 2022
Meestal is het leuk om deze column te schrijven. Eigenlijk altijd. Er dient zich doorgaans wel een onderwerp aan, en daarna gaat het vanzelf. Corona. Collecteren. Slavernij. Verkiezingen. Of de sportzomer. Een van de leukste onderdelen van mijn werk vind ik het, dit maandelijkse stukje.
Deze maand niet. Dat weet ik al voor ik begin. En toch moet het wel. Want we hebben onlangs allemaal met open mond zitten kijken naar de taferelen rond The Voice. Op maandag begon het met een klein berichtje te druppen. Voor het vrijdag was, was er sprake van een wolkbreuk en hoosde het van de lucht.
Het ving aan met een bandleider waarvan ik nog nooit gehoord had, maar al snel volgde meer. Een artiest, nog eentje, daarna een regisseur. Over de reactie van John de Mol is al veel gezegd, ikzelf vond in ieder geval zijn onderuitgezakte en half afgewende houding bepaald niet getuigen van besef van de ernst van de meldingen.
En daarom móet deze column geschreven worden. Omdat wij als kerk deze verhalen nooit enigszins onderuitgezakt en afgewend over ons heen mogen laten komen. Alsof het ons niet kan gebeuren. Want dat kan wel. En sterker nog: het gebeurt ook in onze eigen kerk. Gelukkig is het voor zover bekend geen schering en inslag. Maar zelfs één keer is teveel.
Ook in de kwestie van The Voice bleek: een machtsverschil is een risicofactor. Bijvoorbeeld tussen een programmamaker en een meisje dat heel graag beroemd wil worden. Zo’n ongelijke verhouding kan ook in de kerk bestaan. Tussen een predikant en een gemeentelid bijvoorbeeld. Of tussen een jeugdwerkleider en een kind.
Toch is machtsongelijkheid niet eens het grootste gevaar. Dat is het idee dat het bij ons niet kan gebeuren. Letterlijk niemand kan dat zeggen: geen enkele organisatie, geen enkele kerk ook. De eerste les is van The Voice is dus: denk nóóit dat het in onze gemeente niet kan voorkomen.
De tweede les is: een klimaat van veiligheid en openheid is nodig. Maar dat is er niet vanzelf, daar moet je iets voor doen. Maak dus in de kerkenraad bespreekbaar hoe we daaraan kunnen bijdragen. En denk dan ook na over een vertrouwenspersoon, misschien samen met (een) andere gemeente(n). Veiligheid is er niet vanzelf. Niet vanzelf.
Nee, dit is geen leuke column om te schrijven. En ook niet om te lezen. Dat wist ik van tevoren. En toch moest ‘ie wel. Want in de kerk gaat het om mensen. Gods geliefde mensen. En daar kun je niet zuinig genoeg op zijn.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.
Omdat het onmogelijk is om alles in de column te noemen, hieronder een aantal links.
Elke kerkenraad kan (en moet) hier verder lezen.
Veilige gemeente
https://www.protestantsekerk.nl/thema/veilige-gemeente/
Naar een klimaat van openheid en veiligheid
https://www.protestantsekerk.nl/verdieping/naar-een-klimaat-van-openheid-en-veiligheid/?utm_source=nieuwsbrief_protestantse_kerk&utm_medium=nieuwsbrief&utm_campaign=nbpkn250122
Jongeren over ongewenst gedrag
href="https://jongprotestant.protestantsekerk.nl/programma/on-gewenst-gedrag/?utm_source=nieuwsbrief_protestantse_kerk&utm_medium=nieuwsbrief&utm_campaign=nbpkn250122">
meldpunt Seksueel Misbruik in Pastorale Relaties
href="https://www.smpr.nl/
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.