Roaring Twenties
ma 16 aug 2021
In de jaren ’20 van de vorige eeuw grepen jongeren hun kans, alles moest anders. De rokken en kapsels van vrouwen werden korter, er ontstond een uitgaanscultuur met nieuwe muziek als jazz. En vooral: er werd gedanst. Wilde jaren, die Roaring Twenties. Het was een tijd van heerlijke vrijheid.
Het was natuurlijk allemaal een reactie op de verschrikkingen die voorafgingen. De Eerste Wereldoorlog had 9 miljoen slachtoffers geëist. En daaropvolgend had de Spaanse griep huisgehouden. Schattingen lopen uiteen, maar men denkt aan ergens tussen de 20 en 100 miljoen griepdoden. Hoe dan ook, nog meer dan WO I.
Geen wonder dat men in de jaren ’20 los ging. En precies daarin dringt zich een vergelijking op met nu. Ruim anderhalf jaar hebben we te maken met forse beperkingen in ons leven, net als honderd jaar geleden. En net als toen ontbreken exacte cijfers. Er zijn 4½ miljoen getelde Coronadoden, maar schattingen lopen op tot 15 miljoen. En we zijn er nog niet.
Toch komt een einde in zicht en is dus de vraag: komen er nieuwe Roaring Twenties aan? Wordt 2021 het nieuwe 1921? Eerste tekenen wijzen er wel op. Toen in juni vrijwel alle beperkingen vervielen, vonden jongeren net als een eeuw geleden snel hun weg naar de feestvloer. Dansen met Janssen. Verstandig was het misschien niet, begrijpelijk wel. Een tijd van heerlijke vrijheid.
Toch danste 100 jaar geleden niet iedereen. In Parijs ontstond een groep met Amerikaanse schrijvers als Hemmingway, Ezra Pound, Gertrude Stein en Scott Fitzgerald. Zij beseften: de oude wereld die WO I mogelijk heeft gemaakt deugt niet. Er moet een andere wereld komen.
En daar zitten wij anders in, want wij willen het liefst terug naar het oude normaal. Terwijl het oude normaal nu juist het probleem was. Mede door ons vrijwel onbeperkte vliegen kon een virus een pandemie worden. En blijven. Niettemin liep Schiphol deze zomer alweer aardig vol. We konden niet wachten.
Komen er nieuwe Roaring Twenties? Allereerst hoop ik dat er net als toen verstandige mensen zijn die ons doen inzien dat het anders moet. Een andere wereld is nodig. Maar ik hoop ook op nieuwe muziek en korte rokken. Ofschoon ik zelf bepaald geen danser ben hoop ik zelfs op dans. Maar ik hoop vooral op een tijd van heerlijke vrijheid, ook in de kerk. We zijn er aan toe.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.