Niet stuk te krijgen
vr 5 mei 2023
Een maand geleden pleitte ik er op deze plaats voor om de sleutels van de kerk af te geven aan een volgende generatie. De reden die ik daarvoor gaf: als wij als ouderen gaan bedenken hoe de kerk van de toekomst eruit moet zien, dan is dat bij voorbaat een mislukte exercitie.
Er kwam de nodige reactie op. Unisono sprak daaruit veel bezorgdheid. ‘Ik wil de sleutels wel afgeven, maar er is niemand om ze aan te pakken.’ En zelfs : ‘Ik ben bang dat de kerk op een keer gewoon helemaal ophoudt te bestaan. Er is geen volgende generatie.’
Eerst maar het eerste: er is niemand om de sleutels aan te pakken. Dat is waar, maar ‘t is ook slechts de halve waarheid. Zolang ouderen geen ruimte maken, denken jongeren: dit is mijn kerk niet. In Zunderdorp deden ouderen dat wel. De kerkenraad stapte en bloc op, en er zit nu een nieuwe met alleen veertigers. Het kan dus wel, in een doodgewone dorpsgemeente!
En dan de zorg dat het op een keer gewoon ophoudt. Ook dat lijkt een gerechtvaardigde vrees. In januari verscheen nog maar weer eens een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau. De uitkomsten waren voorspelbaar. Minder ervaring van een persoonlijke God, minder geloof in leven na de dood, minder lezers van de bijbel. Minder, minder, minder.
Maar ook dat is het halve verhaal. Ten eerste zijn er nog altijd zo’n 6 miljoen Nederlanders wél kerkelijk. En ten tweede blijkt religie zich steeds meer in niet-geïnstitutionaliseerde vorm te manifesteren. Eenvoudiger gezegd: geloof wordt duidelijk steeds minder kerkelijk.
Er groeit in Nederland een nieuwe vorm van religiositeit en spiritualiteit. Vaak is die tamelijk individueel, maar lang niet altijd. Er zijn zeker ook mensen die wel iets van hun religieuze besef willen delen met anderen. Alleen de kerk ervaren ze daarvoor niet als een geschikte plek. De vormen en manieren van de kerk zoals die is spreken hen niet aan.
Precies daarom moeten wij een nieuwe generatie de sleutels van de kerk geven. Dat is niet letterlijk bedoeld, maar misschien zegt de beeldspraak nog wel meer. Want het is niet onze kerk. En dat hebben wij ouderen er wel van gemaakt. Ons lijflied is: ‘Zo zijn onze manieren.’
Zelf ben ik helemaal niet bang voor de toekomst van de kerk. Misschien houdt de kerk zoals wij die kennen ooit eens op. Dat kan. Maar het verhaal van het evangelie is zó sterk, dat kan niet kapot. Dat zal altijd weer nieuwe mensen raken. En dan begint het allemaal opnieuw.
Als dat gebeurt, dan zal het vast zijn zonder orgels, en zonder toga’s. Het zal zijn zonder kerkenraad en zonder kerkorde. Als het opnieuw begint, dan begint zoals het ooit begonnen is. Elkaar de verhalen vertellen, de maaltijd delen, en omzien naar de armen. Dát verhaal, dát evangelie, dat is niet stuk te krijgen. Nooit. Daar ben ik zeker van.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.