Ik wil eraf
ma 28 aug 2023
Ik zal 4 jaar geweest zijn, misschien net 5. Het was vakantie, maar in die jaren ging je nog niet ver weg. Wij gingen naar Brabant, twee weken in de tent. Ik herinner me vooral de Drunense duinen. In de middag – als mijn zusje ontwaakt was – mochten we daar spelen.
Op zo’n middag kwamen we onderweg langs een kapelletje. Christus hing aan het kruis. Mijn zusje begon kabaal te maken in de wandelwagen, maar ik was kennelijk geschokt door hetgeen ik zag. Want ik heb er geen actieve herinnering aan, maar volgens de overlevering moet ik hebben gezegd: ‘Kijk eens mama, wat zielig. Dat jongetje roept: Hellup, ik wil eraf.’
Zelf ben ik van mening dat andere zaken een veel beslissender rol hebben gespeeld, maar mijn familie houdt koppig vol dat deze uitspraak zonneklaar bewijst dat het er altijd al in heeft gezeten, en dat het geen wonder is dat ik later predikant ben geworden.
Deze zomer was het weer vakantie, maar het werd geen Brabant. Wij waren in voormalig Oost-Duitsland, en een van de steden die we aandeden was de prachtige oude stad Schwerin. Onze eigen ‘eigen’ Prins Hendrik werd daar geboren in een sprookjeskasteel.
Nog indrukwekkender was de lutherse St. Marien-Dom. De dominee zelf was aanwezig om te vertellen over de roerige herfst voorafgaand aan ‘die Wende’ in 1989. Elke maandag kwamen mensen in de Dom om te bidden voor vrede, en hun aantal groeide met de week.
Op 23 oktober verzamelden zich zelfs 40.000 mensen. Met een kaars in de hand en zwijgend demonstreerden zij voor vrijheid. Op hun spandoeken stonden woorden uit Micha 4: ‘Zwaarden worden ploegscharen.’ In de zijstraten wachtte het leger, maar dat greep niet in.
Zó concreet kan geloven zijn. In de DDR van 1989 ging geloven over mensen die ruim 40 jaar geknecht waren en in hun geloof de kracht vonden om op te staan. Concreter kan het niet. Geloof is ten diepste bevrijding van wat mensen er onder houdt. Geloof is altijd geloof dat het anders kan. Dat zwaarden ploegscharen kunnen worden. En dat muren kunnen vallen.
Soms denk ik: in onze hele westerse wereld krimpt de kerk. Maar overal elders – Azië, Afrika, Latijns-Amerika – groeit de kerk tegen de klippen op. Er is geen houden aan. Het kán toch niet anders of dat heeft te maken met de concreetheid van geloven? In die delen van de wereld weten ze exact wat geloof is. Geloof is bevrijding. Geloof is geloof dat het anders kan.
Een dag na Schwerin fietsen we langs een kapelletje. Christus hangt ook nu aan het kruis. Toen ik kind was, dacht ik dus dat hij daar af wilde. Nu denk ik: hij hangt daar goed. Hij hoort daar. Voor alle mensen die bevrijding zoeken. Voor plekken waar zwaarden ploegscharen moeten worden. Voor Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Voor jou en mij, voor iedereen.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.