Ik mis je
din 29 nov 2022
Bij vrijwel iedere gemeente hoor ik het. ‘Corona is over, gelukkig. Maar we hebben lang niet iedereen terug in de kerk.’ Ik zie het zelf ook, elke week als ik ergens gastvoorganger ben. Namen weet ik vaak niet. Maar gezichten mis ik. Die ene man, dat gezin, of die vrouw met wie ik ooit zo’n bijzonder gesprek had na de dienst. Ze zijn er niet. En ik mis ze.
Bij nadere beschouwing blijkt dat de groep mensen die we niet meer zien in grote lijnen bestaat uit drie categorieën. De eerste zijn ouderen. Sommigen van hen durven gewoon nog steeds niet echt de deur uit. Een tweede categorie betreft gezinnen. Zij hebben in Coronatijd ontdekt hoe kostbaar vrije tijd is. Zondagochtend is even tijd voor jezelf, voor elkaar, en voor anderen.
De derde categorie bestaat uit mensen die de luxe van de laptop hebben ontdekt. De kerk in bed, of op de bank. Koffie erbij, en zo horen we dominee ook. Zelf geloof ik eigenlijk helemaal niet zo in online vieringen. Voor degenen die fysiek niet meer kunnen is het natuurlijk een uitkomst. Maar voor veel anderen, is de online dienst dan niet de eerste stap naar de uitgang?
Naar mijn overtuiging is geloven namelijk niet in de laatste plaats gemeenschap zijn. Gekend worden, elkaar zien en ontmoeten, dat is een gestalte van het evangelie. We vieren dat met het sacrament van de koffie. En die drink je niet alleen in bed, met de laptop op schoot. Die drink je na de dienst. En vooral: met elkaar.
De vraag is dus: kunnen we mensen terugkrijgen? En volgens mij valt in alle drie genoemde categorieën nog winst te boeken. Dat begint met kijken. Wie zijn er niet meer, die er vóór Corona wel waren? In bijna elke gemeente zijn de namen bekend. Waarom stappen we niet op hen af? ‘We missen je. Wat kunnen we doen om je te helpen je plaats weer in te nemen?’
Uit verlegenheid zetten we die stap vaak niet. Maar daarmee doen we de ander tekort. Ik hoorde ooit het verhaal van een vrouw die bijna twee jaar niet in de kerk was geweest. Een relatie op de klippen, een moeilijke tijd achter de rug, zo kan het gaan. Maar niemand was komen vragen wat er was. ‘Het ergste’, vertelde ze, ‘was dat niemand me had gemist.’
Gemist worden is misschien wel een van de mooiste gevoelens die er zijn. Je doet ertoe, je bent belangrijk. Zeker in de kerk mogen we elkaar dat gevoel niet onthouden. Deze decembermaand, met Kerst voor de deur, is bij uitstek de tijd om elkaar te missen. Én om daar iets mee te doen. ‘We zien je maar zo weinig, we missen je.’ Dat is genoeg. ‘Ik mis je.’
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.
Overige columns
Pijn
Ik heb de mooiste baan die er is. Soms kijken mensen me meewarig aan, als ze horen over 170 gemeenten en de taken die erbij horen. Maar gelooft u mij, er is niets mooier dan classispredikant zijn. Steeds weer een nieuwe gemeente: ik ben een kind in een snoepwinkel.
Toch doet classispredikant zijn ook pijn. Bij elk van die 170 gemeenten doet de krimp van de kerk zich immers voelen. Het ledental loopt terug, we komen ambtsdragers tekort, en jongeren vind je slechts met een kaarsje. Ook mijn eigen geschiedenis vertelt een onthullend verhaal.
De kerk waar ik werd gedoopt is nu wijkcentrum. De kerk waar ik belijdenis deed is afgebroken. De pastorie waar ik woonde in mijn eerste gemeente staat op dit moment te koop. En waar we in mijn tweede gemeente ooit werkten met 5 collega’s, zijn er nu nog 2 over. Dat doet pijn.
Ik ben de enige niet, alle kerkmensen kunnen zulke verhalen vertellen. We hebben het er niet dikwijls over, want het stemt ons verdrietig. Maar het is er wel. Afgelopen jaar had ik er meer last van dan eerder. Ik moet niet overdrijven, maar ik lijd aan de teruggang van de kerk.
In mijn intervisiegroep bracht ik het ter sprake. Makkelijk was dat niet, want ook wij praten er niet graag over. Maar het hielp wel. Allereerst de herkenning. De anderen vertelden vergelijkbare verhalen. Alleen al het delen daarvan deed me goed. Ik ben de enige niet.
Maar een van de collega’s had voor zichzelf ook een remedie gevonden. Hij zei: ‘Voor mij heeft het alles te maken met roeping. Dit hier, nu, dit is de taak waartoe ik geroepen ben. De kerk van nu helpen richting toekomst. Andere vormen zoeken. Samenwerken. Dat is mijn roeping.’
Ik heb er de hele zomer op gekauwd, en het heeft me erg geholpen. Met het begrip roeping bracht mijn collega iets van God in, en dat had ik nodig. Want het is mijn kerk niet. Natuurlijk mag het me verdriet doen dat zoveel wat er was er niet meer is. Die pijn is er, en mag er zijn.
Maar ik sta in een lange geschiedenis van de weg die God met de kerk gaat. Dat is een kronkelige weg soms, met kuilen en modderige bochten. Maar ook met weldadige rustplaatsen en onverwachte vergezichten. Dit ene stukje, hier en nu, dat is mijn stukje van die weg.
Op dat stukje weg ga ik komend seizoen weer stappen zetten. Geen idee hoeveel, dat zien we wel. Maar classispredikant blijft de mooiste baan die er is. Samen met gemeenten zoeken hoe we vandaag kerk kunnen zijn. En morgen. Dat is mijn roeping. Die van u trouwens ook.
Mocht daaraan behoefte bestaan, dan kunt u zonder toestemming de column overnemen in kerkblad of op website.